Nog een paar dagen en dan is het eindelijk zover. Kim en ik nemen de intrek in ons nieuwe huis! Doodmoe zijn we, witter dan melk en zwarte kringen onder onze ogen. De eerste bezorgservice medewerker (‘service’ is toch echt een te groot woord) die nog tegen me durft te zeggen dat zij ‘tot over de eerste drempel bezorgen’, wurg ik eigenhandig! Ja, mijn emmertje zit aardig vol. Maar toch zorgt die hele verhuizing ook weer voor dolkomische situaties. Vanochtend nog. De blik van drie overburen op het moment dat we uit de auto stapten, deed ons een half uur later nog nahikken van het lachen. Maar we zijn eraan gewend, twee samenwonende zussen die niet op elkaar lijken…
In het appartement dat nu nog thuis heet, woonde ik in eerste instantie alleen. Kim nam de meest verstandige beslissing van haar leven, scheidde van de ideale ex-schoonzoon en trok bij mij in.
En het gonsde in de flat. ‘Potten op elf hoog’, ‘Goh, ze zag er zo normaal uit’ en ‘Tja, die tuinbroeken hè…’ Ter hun verdediging moet ik er wel bij vermelden dat de gemiddelde leeftijd in onze flat rond de 300 ligt. Allemaal Purmerender azijnballen, keurig twee plantenbakjes voor de deur en om 7 uur de haken op de voordeur. Geen flitsende, ruimdenkende omgeving dus en ja, dan vallen wij dus op.
Na een paar weken had de meest bravoure bejaarde alle moed verzameld en zag hij zijn kans schoon toen hij samen met ons in de lift stond. ‘Watteh… zijn jullie eigenlijk van elkaar?’, vroeg hij weifelend, terwijl hij met zijn gerimpelde vingertje van Kim naar mij wees en weer terug en zijn nieuwsgierige nekkie langzaam rood begon te vlekken. ‘Zussen’, blafte ik (flikker op ouwe flapdrol!), terwijl de Benidorm Bastard ‘aaahaaa’ zuchtte.
Toen een andere buurman ons de volgende dag begroette met de woorden ‘daar hebben we de zusjes’, was het duidelijk dat de rolator-tamtam in gang was gezet.
En nu dus weer de overburen in de nieuwe straat. Opnieuw wonen we in een wijk waar de gemiddelde bewoner eens per week de trombose dienst bezoekt. Ik zweer je, ik doe het niet expres! Sterker nog, ik zou (qua mannelijk schoon) het liefst in een studentenhuis wonen. Voor mij geen grijze haren, hoezo sexy? Hoe jonger hoe beter. Als de ballen maar ingedaald zijn, zeg maar. Maar dus weer woon ik tussen de bekrompen 4711’ers!
En toen we dus vanochtend uit de auto stapten, ongeföhnde haren in een staart, make-up loos en gehesen in het minst flatteuze sjokkingpakkie (of moet ik zeggen: shocking pakkie?) hoorde ik hun grijze hersencellen alweer overuren maken. En eerlijk is eerlijk, toen we ons spiegelbeeld bekeken in de, door moedervriendin vers gelapte, ramen ontsnapte ons een diepe zucht. ‘We zien er ook wel echt uit als twee kluspotten, Wen’, lachte Kim.
Ik ben benieuwd wat ‘de buurt’ zal denken wanneer we volgende week voor het eerst gaan slapen in het nieuwe huis. Ik heb namelijk een hele mooie, Oosterse lamp gekocht voor in mijn slaapkamer.
Hij geeft een geweldig gekleurde gloed af… mijn hele raam zal er ROOD van kleuren!