Van kanonbaby tot woeste zeebonk

Etawali_1en blog is geen blog, zonder een gastblogger
Deze week heb ik een speciale traktatie voor jullie, mijn vader Ronald schittert deze week in zijn autobiografische blog!
Al sinds ik me kan herinneren vertelde Don Ron mij verhaaltjes voor het slapen gaan. Niet uit een boekje, maar gewoon uit het blote hoofd. Over Krokeledook en de gehaktbal. Over Roodkapje die zat te sch*ten in het bos en ga zo maar door. Nu aan jullie de eer zijn uitzonderlijke gave tot vertellen te ervaren.
Heel veel leesplezier!

Pa schrijf eens een blog voor mijn site.
Al meerdere keren aan mij gevraagd, dus bij deze…

Door mijn familie gezien als het zwarte schaap, er moet toch 1 ‘minder’ lid zijn, ik dus.
Mijn leven begon in het Wilhelmina Gasthuis op 20 december 1940, onder het gedonder van de kanonnen.
Iets waar mijn moeder zo van schrok, dat de bevalling een koud kunstje was.
De kraamvrouw moest me opvangen anders was ik door het raam gevlogen.
Mijn eerste woordjes waren niet Pa of Ma maar ‘Sieg Heil’, je hoorde helaas niet anders in die tijd…
De eerste jaren van borstvoeding en strontluiers zijn rustig aan mij voorbij gegaan.

Een paar jaar later begint het eigenlijk pas…
Bij mijn vader achter op de fiets met mijn voeten op de flessen verdunde jenever en vieux.
Die ouwe zat in de zwarte handel en verdiende zo een zakcentje.
Of bij mijn moeder achterop de fiets een ijsje halen en dan plotseling een razzia, weg fiets en wij terug lopen.
Ik had lang genoeg gezeurd dat ik een hondje wou dus kreeg ik mijn hondje.
In de straat waar wij het hondje gingen ophalen, kwamen opeens allemaal moffen en iedereen moest naar binnen.
Wij ook een trapportaal in, ik gluren door de brievenbus en zag het hele Duitse leger voorbij komen!
Wist ik veel dat het er maar een paar waren…
Maar ik had mijn hondje, Skippie.

De rest van de oorlogsjaren staan in mijn geheugen gegrift. Dat we kolen stalen op de rietlanden, waar nog een vriendje werd doodgeschoten. Of dat ik eten moest uit de gaarkeuken. Maar mijn vader was banketbakker, hem rook je al drie blokken verderop wanneer hij stiekem een brood in zijn fietstas meenam.
En na de bevrijding, toen ik in een auto zat die te water reed en opeens een boot was.
Na de oorlog kwam de lagere school en de ziekte en het uiteindelijk overlijden van mijn vader Willem.
Daarna ging het niet lekker met mij en het was eigenlijk op dat moment dat ik het zwarte schaap werd.
Na de dood van pa was het niet meer te harden thuis, ma moest de hele dag werken.
Ik zat nog op die k.. school en kon mijn gedachten niet bij huiswerk houden.
In gedachten zag ik vreemde landen, hoela hoela meisjes, haaien, grote golven.

Die golven heb ik gezien, 12 tot 15 meter hoog en dan is het schip van 150 meter erg klein.
Maar met steken (boot langzaam varen) kwam je er wel overheen.
Het begon allemaal in Amsterdam waar we speelden op het IJ , vlotten bouwden en drijfnat thuis kwamen.
Maar waar ook de grote zeeschepen lagen die gingen en kwamen, nog steeds zonder mij.
Daar kwam gauw verandering in! Ik kreeg mijn moeder zo gek dat ze met me mee ging naar de droogbak, waar wij mijn monsterboekje ophaalden.
Nu nog een maatschappij en wegwezen! Maar welke? Er waren er zoveel in Amsterdam.
Het werd uiteindelijk de S.M.N, Stoomvaart Maatschappij Nederland, de ‘heren’ maatschappij.
Het ging nu echt gebeuren! Met knikkende knieën stond ik op het pontje naar de SMN-halte onder het spoor door en hard stuurboord het IJ op.
En daar lagen ze, de zeekastelen voor het uitzoeken! Maar eerst nog even langs mijnheer Hoogland, die vertelde op welk schip je kwam.
Het werd de Tawali, een schip met masten zo hoog dat ze Onze Lieve Heer z’n anus kietelden.
Nu nog kleding halen bij een speciale winkel, een regenpak voor in de Tropen en verdere werkkleding wat allemaal in een brief stond.
En sigaretten natuurlijk want roken hoorde erbij!

De eerste keer voor en achter en daar ging het lichtmatroosje op naar IJmuiden.
Ik weet nog dat de matrozen zo stonken naar de drank, later begreep ik waarom.
Je gaat toch niet nuchter voor maanden van huis en haard…
Voor mij was dat anders, ik wilde dit meer dan wat ook!
De volgende reizen was ik overigens ook niet zo nuchter meer bij vertrek. Trouwens alle vertrekken onderweg ook niet, je liet overal wel iets of iemand achter en anders verzon je dat wel!
De tocht door het Noordzeekanaal werd gebruikt om zeeklaar te maken, de bomen hoefden niet in de mik het was goed weer en we gingen naar Rotterdam.
Op de pieren van IJmuiden stond mijn opa Dikkie me uit te zwaaien, ik had een fan.
Nog nooit van mijn leven ben ik zo zeeziek geweest als op dat stukkie naar Rotterdam.
Ik liep met een aardappel aan een touwtje om mijn nek zodat ik de landlucht kon ruiken…
Op de waterweg bij Rotterdam was ik gelukkig weer het heertje en had nergens meer last van.
Misschien was ik stiekem al een zeebonk?

De jaren die volgden voer ik de hele wereld over. Ook daar vele dingen beleefd die ik niet kan vertellen want Olga zal dit ook wel lezen. Dezelfde Olga waar ik later mee trouwde en twee lekkere meiden mee kreeg.
Nu ben ik oud maar nog niet levensmoe en Ol en ik genieten nog steeds van het leven.

Don Ron

Een gedachte over “Van kanonbaby tot woeste zeebonk

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.